Module 4

Het verhaal van Sjoerd

Lees het verhaal van Sjoerd. Sommige woorden zijn weggelaten. Kijk in de woordenlijst en sleep het juiste woord op zijn plek. Is het antwoord goed, dan blijft het woord staan. Heb je het fout, dan springt het woord weer terug naar de woordenlijst.

Adat

Gebruiken en gewoonten.

Appèl

Bijeenkomst om te zien of iedereen er is.

Birma-spoorlijn

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden krijgsgevangen met geweld door de Japanners als dwangarbeiders aan deze spoorlijn en andere spoorlijnen ingezet. Veel krijgsgevangenen vonden hierbij een gruwelijke dood.

Buitenkampers

Buitenkampers waren Indische Nederlanders die niet in een kamp hoefden, vandaar de naam buitenkampers. Vaak was de man van het gezin wel in een kamp geïnterneerd en bleef de moeder met de kinderen achter. Doordat de inkomsten waren weggevallen en de oorlog schaarste bracht, leefden de buitenkampers in onzekerheid, armoede, honger en angst. Door hun gemengde afkomst werden ze door de Japanners en de heiho’s gewantrouwd en streng in de gaten gehouden en vernederd. Bij verdenking op verzet werden ze gemarteld of geëxecuteerd.

Gaarkeukens

Een instelling die in tijden van oorlog en gebrek probeert mensen te helpen door gratis voedsel uit te delen.

Heiho

Hulpsoldaat in Japanse dienst.

Interneringskamp

Plaats waar politiek ongewenste personen gevangen worden gehouden.

KNIL

Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.

Rantang

Etensblik.

Tokio-tijd

De tijd in Tokio die in Nederlands-Indië werd ingevoerd. Normaal gesproken is er een tijdsverschil van 2 uur.

Troostmeisjes

Vrouwen en meisjes die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Japanse bezetter werden gedwongen tot prostitutie ten behoeve van de Japanse soldaten.

Het verhaal van Sjoerd

Dit ben ik, Sjoerd van Leyden. Ik sta op de bovenste rij precies in het midden. Ik ben geboren in 1929 in Nederlands-Indië. In 1942 brak daar de Tweede Wereldoorlog uit. In november 1941 moest mijn vader zich melden voor het omdat de oorlogsdreiging toenam. Ik heb zijn zakboekje nog bewaard.

Het zakboekje van het KNIL van mijn vader

Na de capitulatie van Nederlands-Indië werd mijn vader krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Hij werd naar Thailand gebracht, waar hij moest werken aan de . Ik heb hem nooit meer gezien. Hij overleed al in 1943 tijdens de werkzaamheden aan die spoorlijn.


Eerst werden alleen Nederlandse en Europese mannen tussen de 16 en 60 jaar opgepakt. Daarna moesten ook hun vrouwen en kinderen het kamp in. Grote ziekenhuizen en scholen werden omgebouwd tot .

In de stadswijk Tjihapit werd een vrouwenkamp opgezet. In het begin kon je hier nog in- en uitlopen. Dus bouwde ik karretjes, die konden worden gebruikt voor het ophalen van eten uit de . Met dit soort praktische voorwerpen maakten mijn broer Ruud en ik ons nuttig.


Vanaf 1943 werd het gevaarlijker op straat. Japanse soldaten maakten jacht op Europeanen. Voor werd het steeds moeilijker om hun gezinnen van onderdak, voeding en kleding te voorzien. Onze moeder vond het daarom veiliger en verstandiger als Ruud en ik alvast in het vrouwenkamp Tjihapit gingen wonen. Dus verhuisden wij zelfstandig naar het kamp. Een paar maanden later werden alle Nederlandse en Europese vrouwen gedwongen in een kamp te gaan wonen. Toen moesten mijn moeder en mijn zusje ook naar Tjihapit. Het kamp was nog maar kortgeleden een gewone woonwijk met stenen huizen, maar nu was de hele wijk afgesloten en werd streng bewaakt.


In oktober 1943 werd mijn broer opgeroepen voor het mannenkamp. Hij was een jaar ouder dan ik en hij moest net als alle andere jongens van 15 jaar en ouder naar het mannenkamp. Ik hoefde nog niet, want ik was nog maar 14 jaar. Mijn moeder vond het beter dat we bij elkaar zouden blijven, zodat we voor elkaar konden zorgen. Dus moest ik mee, ook al wilde ik niet. We werden met legertrucks naar Tjimahi gebracht en kwamen terecht in Baros 5, een kamp gevestigd in een oude KNIL-kazerne. De kazerne was ontzettend vies. Het krioelde er van de wandluizen. Ik werd heel erg ziek en lag weken in de ziekenboeg.

Buigen in het Jappenkamp. De tekening is in het kamp gemaakt door Miep Bakker.

Toen ik een keer niet snel genoeg boog voor een Japanse bewaker, drukte hij zijn sigaret uit op mijn rug. Dat gebeurde vaker en overal. Ook de moesten diep buigen voor de Japanner. Als ze op een fiets zaten, moesten ze snel afstappen en een diepe buiging maken. Was de buiging niet diep genoeg of te laat, dan kreeg je straf. Dat eeuwige buigen, voor iedere Japanner die langsliep en tijdens het . Gek werd je ervan. Op appèl staan betekende: geef acht, buigen, recht staan en tellen. Dan werd er door de Japanners geteld, maar die konden niet tellen en raakten steeds in de war. Het tellen moest steeds over.


Waar je ook gek van werd, was de . De Japanners vonden het nodig om hun jaartelling en de Tokio-tijd ook in Nederlands-Indië in te voeren. Het jaar 1942 werd opeens 2602. En in Japan gaat veel eerder de zon op. Dus moesten we opeens twee uur eerder opstaan. Voor alle mensen in Nederlands-Indië was dit heel vervelend. In plaats van 06.00 uur opstaan, moest je al om 04.00 uur opstaan. De buitenkampers hadden het trouwens ook niet gemakkelijk. Hoe langer de bezetting duurde, hoe slechter de omstandigheden werden. De inkomsten waren vaak te laag, waardoor men huis en/of bezittingen moest overdragen of verkopen aan de Japanners. Minder inkomen betekende ook minder eten, en een zwakkere gezondheid. En dan waren er ook nog minder goede medische voorzieningen. Als gevolg van de Japanse bezetting zijn 400.000 Indonesiërs overleden door onder andere honger, ziekte, uitbuiting en onderdrukking.


De . liepen voortdurend door de straten en verklikten alles aan de Japanners. Na Baros 5 werden we naar Baros 6 gebracht. Gelukkig bleven mijn broer en ik bij elkaar. In beide kampen kregen we een nummer. Dat moesten we goed zichtbaar dragen. Altijd.

Dit zijn de speldjes met mijn nummer. Ik heb ze nog altijd bewaard.


Eten was belangrijk in het kamp. Zonder eten kon je niet overleven. Daarom was het ook belangrijk om een en bestek te hebben. Om mijn blik niet kwijt te raken, heb ik mijn naam erin gebeiteld.

De rantang van Sjoerd met zijn naam erin gebeiteld

Mijn broer en ik hadden geen bestek meegenomen naar het kamp. Gelukkig was ik nogal handig en heb ik zelf iets gemaakt.

Zelfgemaakte lepel van Sjoerd. De lepel is gemaakt van een oude tandenborstel en de schil van een kokosnoot.

Daarnaast knutselde ik allerlei gereedschappen en handige voorwerpen die je in het kamp goed kon gebruiken. Ik maakte ze voor mezelf, maar ruilde de voorwerpen ook voor eten. In het kamp had je altijd honger, dus een extra portie eten was altijd welkom. Naarmate de oorlog langer duurde werd het steeds drukker in het kamp. Er kwamen steeds meer gevangenen bij. Indische Nederlanders werden gedwongen de kant van Japan te kiezen. Deden zij dat niet, dan moesten ook zij naar een (werk-)kamp of erger.

Een door Sjoerd gemaakte haak, een vijl en een schroevendraaier. Handige gereedschappen voor in het kamp. Hij gebruikte ze zelf, hielp andere mensen ermee en ruilde zijn gereedschap ook voor eten.

Ondertussen hadden mijn moeder en mijn zusje het ontzettend zwaar in het vrouwenkamp. Veel vrouwen en kinderen overleden daar. Het regime was extreem hard. Je moest daar uren in de brandende zon op appèl staan. Vrouwen werden geslagen, kaalgeschoren, mishandeld en je werd vaak gefouilleerd. De Japanse leiding was totaal onvoorspelbaar. Je kon hun nooit voorspellen of aanvoelen.


In vrouwenkampen heerste ook altijd de angst dat jonge vrouwen en zelfs meisjes werden uitgekozen en weggehaald voor gedwongen prostitutie. Zij werden dan naar Japanse bordelen voor Japanse soldaten gebracht. noemden de Japanners dat. Gelukkig is dat mijn moeder en mijn zusje bespaard gebleven. In de kampen lieten de Japanners uithongering en uitputting hun werk doen. Mijn moeder werd heel ziek. Zij kon niet meer lopen en woog nog maar 34 kilo. Gelukkig kwam de bevrijding op tijd en heeft ze het overleefd. Pas in oktober 1945 hoorden wij dat mijn vader al in 1943 was overleden tijdens de dwangarbeid aan de Birma-spoorlijn. Zowel in de krijgsgevangenkampen als in de interneringskampen overleed één op de zes personen aan uitputting, honger, besmettelijke ziekten, mishandeling of verdrinking.